Wachten op God
Janneke Koldewijn, nachtverpleegkundige in een woon-zorgcentrum
Dit nachtdienstblokje ben ik geraakt door de eindfase van een leven. Eenennegentig is ze. Ze heeft altijd in Limburg gewoond. Ze hield van kinderen, maar heeft ze zelf nooit gekregen. Wel heeft ze voor veel kinderen van anderen gezorgd. Aan tafel zit een levensgroot poppenkind. Ik weet nog dat ik schrok toen ik voor het eerst op haar kamer kwam.
Tijdens één van mijn eerste nachten belde ze veel en hebben we een tijd zitten praten op de rand van het bed. Ze vertelde dat ze zes jaar voor haar moeder heeft gezorgd. “Ik had een lieve moeder, ik ben blij dat ik dat voor haar heb kunnen doen. Ik was bij haar toen ze overleed.”
Ik voel het contrast met haar laatste levensfase en die van haar moeder. Zij is alleen in een woning in een woon-zorgcentrum. Met een koordje om haar hals waarmee ze de zuster kan bellen als dat nodig is……
Wat kan een mens alleen zijn………….
Ze wacht op God. Ik heb haar ieder blokje achteruit zien gaan. Maar dit blokje zelfs in 24 uur. De eerste nacht was ze onrustig. Ze was heel moe maar kon niet slapen ondanks slaapmedicatie. Ze belt wel 10 keer in een nacht. Zegt het gevoel te hebben dat ze dood gaat. Ze zegt: “Ik ben er klaar voor. God klopt aan de deur. Maar op Zijn tijd! Ik moet me daaraan overgeven. Op Zijn tijd.”
Ik praat met haar over de dood en of ze gelooft dat ze haar moeder weer zal zien. Daar is ze van overtuigd. Ze zegt dat haar moeder haar roept om te komen. Ze zegt dat ze niet bang is om dood te gaan, het is genoeg geweest.
Ze is mager, op haar voorhoofd en bij haar oorschelp zitten blauwe plekken. De afgelopen dagen is ze veel gevallen. Ze was erg onrustig maar had de kracht niet meer om op haar benen te blijven staan. Er is ook een breukje geconstateerd in haar bovenarm. Nu ligt er een matras voor haar bed, maar ze taalt er niet naar om het bed uit te komen.
Als ik haar een slokje water geef, verslikt ze zich. Ze moet hoesten, als reflex, maar heeft haast de kracht niet meer. Haar longen klinken vol.
Ze is wel heel helder en de momenten dat we samen praten, beleef ik als heel intens. Er is veel langdurig oogcontact. Ik zeg haar dat ik merk dat ze geen kracht meer heeft om te hoesten. Ze zegt: “Dat heb je goed gezien. Ik heb vroeger ook veel mensen verpleegd. Maar ik ga nu, jij bent nog in de kracht van je leven. Blijf van God houden. Houd je van God? Blijf maar zorgen voor mensen zoals je doet, dat doe je goed.”
De volgende nacht is ze nog magerder, haar kin lijkt meer uit te steken. Ze slaapt de hele nacht en belt geen enkele keer. Op mijn controleronde geef ik haar nog wat drinken en de avondmedicatie. Er lijkt een soort berusting bij haar te zijn. Ze is heel kalm aanwezig.
Tijdens mijn laatste ronde om zes uur denk ik bij mezelf, zou ze er nog zijn? Maar ik hoor haar ademhaling, ze slaapt. Eigenlijk ben ik er van overtuigd dat ze er mijn volgende blokje over twee weken niet meer zal zijn…
Dan is ze bij god